Bekkens zijn meestal gemaakt van koperlegeringen, rond met een verhoogd midden en dunne randen. Hun timbre varieert, waardoor diverse geluidseffecten mogelijk zijn die het ritme van de muziek versterken. Grotere cimbalen produceren diepe, luide geluiden, terwijl kleinere cimbalen heldere, gerichte tonen bieden. Zware bekkens houden langer aan met een vol geluid, terwijl lichtere bekkens helder en responsief zijn. Dikkere cimbalen klinken dof en krachtig, terwijl dunnere helder zijn. Gongs, ook van koper en rond met een uitpuilend centrum, hebben een luide, doordringende toon die de aandacht trekt. Ze hebben in veel tradities een culturele betekenis. Gongs worden bespeeld door met een hamer te slaan. Een grotere gong produceert een groots geluid, terwijl een kleinere helder klinkt. Dikke gongs bieden stabiele, aanhoudende tonen, terwijl dunne gongs helder en kort zijn. Een grote gongnavel geeft een diep geluid, terwijl een kleine een helderdere toon produceert.